‘U bent eindeloos mooi. Mijn hart getuigt, mijn ziel zingt uit’

Door Erik Petersen, 13 & 14 augustus 2017

Het is zondagochtend… Do I need to say more.

Omdat we pas 17:00 uur kerk hebben, spreken we af om in de ochtend kort met elkaar een bezinningsmoment te hebben. Op z’n Servisch wel. Dus alle inhoud die we vooraf bedacht hadden doen we niet, anders of geven we een twist. Om wat rust te vinden starten we met het luisteren naar het lied ‘Ik verlang naar Jezus’ (Opw. 774). De voorgaande avond werd ik door het lied gegrepen, maar nu pas – al terugluisterend – besef ik waarom. De tekst die ons in het lied gegeven wordt, bevat letterlijk de woorden van wat zich dit weekend heeft afgespeeld: ‘U bent eindeloos mooi. Mijn hart getuigt, mijn ziel zingt uit’. Er komt veel besef binnen in de groep en de openhartigheid en de getuigenissen die volgen maken heel veel los. Wat een rijk moment! En ook bij mij biggelen de tranen over m’n wangen.

De achtbaan van verwondering zet zich tijdens de kerkdienst voort. Ik geniet van de onbevangenheid in de kerk, de eenvoud, maar ook hoe de gemeente hier gedragen wordt door de Geest. Naast de wat wij zouden noemen kansel liggen nog onze gisteren uitgespuugde pitten van watermeloen. Mooi man, kan allemaal. M’n vader is als een kind in een snoepwinkel achter z’n opvouwbare keyboardje wanneer hij het samenspel met Mirko op de gitaar doet. Ze doen de temperatuur stijgen in het kerkje. Zeker wanneer we weer een lied ontdekken dat zowel in het Nederlands als Servisch tekst heeft.

Maandagochtend ronden we, onder dit uur al verschroeiende zon, een stuk noeste arbeid af. Veertig kuub maïskolven hebben we met de hand naar een hoek in de tuin verplaatst, en ligt klaar om de komende winter verstookt te worden tijdens het koken op het middeleeuwse haardvuurtje. Ondertussen haal ik met Mirko en ‘uncle’ (want die naam lijkt nu het meest haalbaar voor de oom met de vele medeklinkers) de 1.000 kg uien. Ik raak niet uitgepraat met Mirko. Ook weer zo’n verhaal. Die als begin twintiger op een heel ander pad terecht was gekomen, maar letterlijk vastgegrepen door God zich nu volledig toewijdt aan het werk in de gemeente van Aleksandar. En dit naast nog diverse andere baantjes die hij tussen de bedrijven door invult om maar voldoende eten op tafel te krijgen voor zijn gezin. Tussen neus en lippen door bij het inladen van de uien vertelt hij dat hij ook hier op het land in de uien heeft gewerkt. Tien uur per dag, voor 7,50 euro, op een wijze die we nu eerder als slavenwerk zouden bestempelen. Hij werkte daar zo hard dat hij ‘s nachts niet eens naast zijn eigen vrouw in bed kon liggen, omdat hij al slapend gewoon doorgaat met de handbewegingen die nodig zijn om de uien de grond uit te krijgen.

 

In dat opzicht is Mirko een replica van Aleksandar. Ze combineren alle ambtelijke taken uit de kerk. De telefoon rinkelt de hele dag, het ene naar het andere schrijnende bericht. En cijferen zichzelf weg. Het vuur spat ervan af als er weer onrecht wordt aangedaan. Ik luister naar een vurig Servisch gesprek, dat blijkt te gaan over een bericht van de overheid die land lijkt te willen onteigenen. Of, in ruil voor 1.500 euro mag men er blijven wonen – het gaat in dit geval over z’n zus. Een bedrag wat zij natuurlijk niet kunnen betalen. Aleksandar geeft zich niet gewonnen en dreigt met media of Amnesty International. En zo slaat hij deze aanval weer af. Als je dit alles hoort maar hem niet zou kennen of zien, stel ik me Aleksandar voor als een soort RoboCop. Een soort Servische Rambo die met een eerste salvo het gras van alle haters omver maait. Nou niets van dat. Als je hem ziet sjokken in z’n te wijde korte broek op badslippers, zuchtend om dit alles – blijkt hij ook een gewoon mens.

We bezoeken vanmiddag en vanavond twee Romakampen. Het is de meest primitieve vorm van evangeliseren. Er wordt muziek gemaakt, hygiëneproducten uitgedeeld en popcorn gebakken. De zus van Aleksandar staat tussen een stel dames op een stoffig weggetje een Bijbelverhaal voor te lezen. Om ons heen lijkt het een vuilnisbelt, aangevuld met op hol geslagen ganzen en uitgemergelde straathonden die ik uit alle macht probeer te vermijden. We zijn aangekomen precies in het midden van nergens. De mensen zijn vies, zien er ongezond uit en kijken ons met hun lege en holle ogen hoopvol aan. Als je niet beter zou weten zou je denken dat ze hier bakstenen eten. Want er is geen Roma die tenminste een half gebit heeft. De hygiëneproducten blijken geen overbodige luxe. En na het bezoek is het gebruik van bacteriedodende gel een vast ritueel geworden. Ik zie dat onze groep nu ook alle schroom heeft losgelaten. Er wordt geknuffeld met kindjes, gekleurd, achter een ballon aangerend en selfies gemaakt. Dankbaar worden onze meegebrachte spulletjes ontvangen, wat veel voldoening geeft.

 

We bezoeken de ouders van de vorige week overleden jongen. We worden stil, misselijk zelfs. Het gezin leeft in wat ik zou noemen een hut in plaats van een huis. De troep om het huis is enorm. Alsof er zojuist een kudde olifanten heeft huisgehouden. Het wordt de meesten even te veel als blijkt dat het niet om een natuurlijke dood gaat. Het lijkt overduidelijk dat anderen hem hebben omgebracht. De vader heeft voldoende bewijs en weet ook wie de daders zijn. De politie heeft er alleen geen oren naar om hier werk van te maken. Ik zie Aleksandar worstelen. In gesprek met de vader probeert hij hem te overtuigen dat God zal oordelen en dat hij vooral zelf niet voor rechter moet gaan spelen. Toch moet Aleksandar ook een stap terug doen, om zijn eigen gemeente te beschermen. Want dat Roma niet gewenst zijn hier is nu wel duidelijk. Dat wordt nog eens bevestigd wanneer je naar de overburen kijkt waar twee kinderen lekker aan het skaten zijn, met hun mobieltjes spelen en ons geen blik waardig gunnen. Ik merk dat dit mij misschien nog het meest doet. Niet de armoede, wel het onrecht en het gebrek aan naastenliefde. We hebben onze portie wel even gehad. Er zijn meer vragen dan antwoorden bijgekomen vandaag. We sluiten de dag wel feestelijk af. Onderweg bij Mirko in de bus zetten we het op het zingen. Als ‘De kracht van Uw liefde’ voorbijkomt en ik naar links kijk, lijkt het eerder het tafereel van een hooligan van de harde kern in een Engels voetbalstadion. Ook Mirko kent deze namelijk, balt zijn vuist in de lucht en galmt het uit, half biddend, half zingend met vochtige ogen. Ook uncle mompelt mee. En yes… We zijn weer bemoedigd en opgevrolijkt. We komen aan voor het diner en Johan, Tineke, Ria en Gerrit zijn gearriveerd. Wat een warm onthaal! Er wordt geknuffeld, honderduit gepraat en stoom afgeblazen. En zo was het weer een dag om niet te vergeten.